Militanten moeten dringend een vuist maken. Tegen het alomtegenwoordige pessimisme!
Tegen doemdenken en berusting …
De generatie vakbondsmensen die nu stilaan afscheid neemt, zoals ik, kon nog even proeven van de bloeiperiode na de oorlog. Een periode waarin “volledige werkgelegenheid” nog iets te maken had met … werk. Een periode waarin de neoliberale doctrine nog niet alles overheerste. Een periode waarin deze hopeloze, vernederende ideologie de hele mensheid nog niet had gereduceerd tot commerciële relaties. Waarin zij onze arbeidsorganisatie, de verdeling van de rijkdom en onze manier van denken nog niet had geïnfecteerd. Waarin nog niemand de opkomst van een permanente sociale neerslachtigheid kon vermoeden. Noch de zekerheid dat het morgen slechter zal zijn dan vandaag en dat onze kinderen nog harder zullen moeten zwoegen dan wij.
Is het optimisme van de verzetsstrijder plots oubollig? Terwijl het neoliberalisme toch een triestig geloof is. Een leeg uitstalraam.
Ons kritisch denkvermogen werd jarenlang in slaap gewiegd met sentimentele toverformules en lofzangen op de individuele vrijheid, soms versterkt met subliminale beelden en boodschappen. Ondertussen werden onze collectieve vrijheden - die de democratische realiteit zelf mogelijk maken - geleidelijk verzwakt, ontkracht en uitgehold: de sociale zekerheid, de openbare diensten en de economische en sociale democratie spreken niet langer tot de verbeelding.
De lofzang op de “kleine onderneming”, de mythe van de ondernemer die het maakt als “selfmade man” en het waanbeeld van de “logge staat” hebben de waarden van links (vrijheid-gelijkheid-broederlijkheid) minder belangrijk gemaakt en ten slotte in diskrediet gebracht. Er wordt zelfs steeds meer openlijk getwijfeld of de democratie zelf wel zo essentieel is. Haar economisch draagvlak wankelt. Vooral als de openbare diensten zich naar de marktregels moeten plooien.
Zitten wij allemaal in hetzelfde schuitje? De machtigen beroven ons van de woorden die de sociale tegenstellingen benoemen, de belangenconflicten tussen zij die van hun werk leven en zij die hun weelde uit hun kapitaal halen. De solidariteit vervliegt als het concurrentieprincipe opgang maakt, zelfs als die concurrentie vrij en niet vervalst is. Het leven is een harde strijd, die altijd door de beste wordt gewonnen … zo beweren zij tenminste!
Het idee dat het gemeenschappelijk geluk het hoogste doel van de samenleving is, werd weggeborgen. Het past niet bij een economie die alleen maar denkt aan materiële rijkdom produceren. Moet de economie dan niet langer zo georganiseerd worden, dat ze voorziet in menselijke en sociale behoeften en ontbering en armoede uit de weg ruimt? Met als enige voorwaarde, enige beperking: de rijkdom eerlijk verdelen? Het neoliberalisme als meest extreme, meest individualistische uitdrukking van het kapitalisme (op één halte van het fascisme) kiest net voor het tegenovergestelde: de geproduceerde rijkdom concentreren in de handen van zo weinig mogelijk mensen. Een keuze die gedoemd is, zoals blijkt uit de opeenvolgende bubbels, klimaatcrisissen, milieurampen, sociale, financiële en economische inzinkingen, voedselcrisissen, monetaire, politieke en morele faillissementen … Het systeem is niet langer in crisis, de crisis zelf is tot systeem gemaakt. Een systeem dat zovelen in hun ongeluk stort.
Tot over twee jaar?
Vakbondsmensen misstaan in dit scenario, ze ontsieren het plaatje. Vooral als ze weerstand bieden. De autoritaire verleiding om hun stem te smoren wordt groter. Als het pessimisme nog meer om zich heen grijpt, gaan de vakbonden zich misschien terugplooien op sectoren of verschrompelen tot het ondernemingsniveau. Dat is een doodlopend straatje. Want pas in de interprofessionele strijd bereikt de solidariteit haar grootste omvang en meest waardevolle gestalte, net zoals bij een correct internationaal gevoerde strijd. Wij mogen dit door de tijdgeest niet laten aantasten!
Geen enkele verworvenheid is voor altijd veroverd en niets is voor altijd verloren. Maurice Kriegel-Valrimont, een Franse communistische weerstander, trok zich tijdens een interview met François Rufin (in FAKIR, op 4/09/2006) duidelijk niets aan van het heersende pessimisme. Hij verklaarde onder andere: “In 1934 leek Frankrijk af te glijden in een prefascistische situatie. En de fascisten staken de kop op en probeerden de macht te grijpen (…). Over het algemeen was de gemoedstoestand van de bevolking niet beter dan vandaag. In februari 1934 vond de eerste grote betoging van alle vakbondskrachten plaats (…). In 36 was het Front Populaire aan zet. In 42 … lag Stalingrad voor het grijpen voor de Duitsers. En dat zou het einde betekend hebben! In 44 werd Parijs bevrijd … Ik zat in Lyon in dezelfde cel als Aubrac en Ravanel (…) Als een van ons zou gezegd hebben dat Parijs twee jaar later bevrijd zou zijn, dan hadden de anderen de hele nacht gelachen!”
Laten we dus de mouwen opstropen. Het Waalse ABVV heeft twee datums gepland voor verzet tegen de MR-politiek: op 29 november in Namen, tussen het Parlement en het Elysette om de hervorming van de tewerkstellingssteun (APE) op de korrel te nemen en een betere begroting te eisen en in december voor een algemene staking in Wallonië in het kader van de federale actiedag. Ik zal er zijn, onder de talrijk opgekomen en overtuigde basismilitanten.
Mijn laatste woord richt ik tot hen, mijn kameraden in de strijd, voor hun onbevooroordeeld vertrouwen, waarzonder niets mogelijk is: dank u.
Nico Cué
Secretaris-generaal