‘Jan met de pet ziet nog niet in waarom we staken en daar de vruchten van plukken. Er zijn nochtans genoeg redenen om je een paar mooie dagen te gunnen. Er zijn redenen bij de vleet om jezelf een mooi moment van ontroering te schenken, een kort, sterk en licht subversief ogenblik van bevrijding. Laten we zo stellen, staken zou voor grote of kleine vreugde zorgen, dat staat als een paal boven water. Al was het maar vanuit een persoonlijk oogpunt, even weg van de dagelijkse beslommeringen.’ (1)
Mei ‘68. Exact 50 jaar geleden stortte Frankrijk zich in een serie droomstakingen. Een studentenbeweging met transnationale wortels schudde Frankrijk dooreen zoals een kokosnotenboom die tot dan in een diepe lethargie verzonken was.
Mei ‘68, dat was ook de laatste ‘grote’ staking. Zo eentje die de bourgeoisie niet onberoerd laat. In die mate dat ze alles prijsgaf? Het palmares oogt alleszins mooi: een verhoging met 30% van het gegarandeerde interprofessionele minimumloon, de vierde week betaald verlof, en een loonsverhoging tussen de 7 en de 10%. Kers op de taart: de mogelijkheid die aan de syndicale organisaties geboden werd om fysiek aanwezig te zijn tussen de vier muren van de ondernemingen. Het groeide uit tot een symbool. Mei ‘68 was meer dan een krachtmeting tussen “Duitse joden” en de macht die belichaamd werd door een oude generaal. En meer dan de ontdekking van stranden onder de straatstenen, zoals overgeleverd in het klassiek geworden Franse adagium ‘Sous les pavés la plage’…
Mei ‘68 was, naar men zegt, een mislukte ontmoeting tussen verbolgen studenten en de wereld van de arbeiders. Het was de tijd van een massale algemene staking (tussen de vijf en de tien miljoen stakers!) die de kapitalistische orde omverwierp. We mogen aannemen dat het patronaat de bui duidelijk had zien hangen, wat verklaart waarom het zo veel toegevingen deed, zelfs na de verpletterende overwinning van rechts tijdens de verkiezingen.
Als je de gebeurtenissen terug bekijkt met een interval van een halve eeuw, valt de macht op van de instrumenten die de kracht van de staking hebben doen vergeten bij diegenen die er de vruchten van geplukt hebben.
Ze werd beroofd van haar meest wezenlijke realiteit, die bestaat uit ‘het mooi moment van een individuele en collectieve ademtocht’, zoals Vincent Léonard, op zijn beurt geciteerd door Jean-Pierre Darroussin, geschreven heeft. Ze gleed af tot het niveau van een “gijzeling” van eerlijke mensen die zich tevreden stellen met de kruimels die “het systeem” voor hen over laat. Er vond een lange evolutie plaats, gaande van een principe dat onmiddellijk in actie kon vertaald worden, tot de holle slogan die stelt dat ‘de beste staking diegene is die wordt vermeden’. Het voorlopige eindpunt: de brandende actualiteit van een nieuwe retoriek, die de sociale beweging criminaliseert. Want een gijzeling is toch een misdaad, of niet soms?
We worden ingesnoerd door de macht van deze woorden die ons doen verzuipen in een ideologische soep die ons wordt opgedist bij wijze van algemene cultuur en die de politieke leefwereld een grijze tint geeft.
‘Maar wat willen ze dan toch?’
Uit deze bouillon stijgen soms luchtbelletjes op, mooi, lekker geparfumeerd en barstensvol zuurstof. Zoals b.v. in deze ‘Lofrede op de staking’, verschenen in Le Media, nieuwe Franse site voor algemene informatie. Laten we er enkele frisse teugen van opsnuiven:
‘Laten we eens denken aan de winterochtenden in de stad. Aan de stampvolle metro, de geur van haren, van deodorant, aan de doofpot van de kleine angsten, de berustende vermoeidheid van de loontrekkenden die ‘niets zijn’, als je mag geloven wat de grote manager der Fransen hierover zegt. Geplet tussen de schouders en de zuchten van deze onbekenden, merk je dat je begint te dromen. En als we ons vandaag eens niet zouden laten doen? En als we vandaag de slaafsheid van ons werk eens niet zouden moeten ondergaan? Je betrapt jezelf er inderdaad op dat je begint te dromen. En met misschien een beetje ongerustheid, maar ook met een stille juichkreet, denk je terug aan de dagen dat je spijbelde.
‘Er zijn zo van die dagen. Dagen dat de rondedans van bedriegers op de radio, op de televisie, op het kantoor of op de werf je meer op de zenuwen werkt dan strikt nodig. Dagen dat men ons te veel vraagt, in elk geval meer dan we kunnen geven. En dan gebeurt er plots iets vreemds. We voelen de lust om te weigeren, slinkse streken uit te halen of weg te lopen. Onze manier om te zeggen: dit kan echt niet meer. Gisteren, oké. Over morgen zeg ik niets. Maar vandaag is het nee.
‘ (…) staking tot het uiterste, dat moet je eens proberen om het resultaat te zien. Zo kom je erachter of een of meerdere dagen loonverlies misschien toch niet de moeite waard kan zijn. Al was het maar om het gezicht te zien van diegenen die zoiets te dwaas of onverantwoordelijk vinden. Betalen om te zien, zoals een grappig en lachwekkend pokerspel.
‘Ik betrap mezelf erop dat ik droom over de macht die een algemene staking in mijn mooi maar ziek land zou hebben, een staking die op één dag de gevestigde orde laat instorten, ze doet verstarren, ze een toontje lager doet zingen, ze tot algemeen immobilisme dwingt, in alle stilte. Wat een evenement! In de totale verwarring en het totale onbegrip zou één verontwaardigde kreet te horen zijn. ‘Maar wat willen ze dan toch?’ Overal zou deze vraag weerklinken: in de televisiestudio’s, in de kabinetten, in de vergaderzalen van de president. Ten langen laatste zou de vraag gesteld zijn. In afwachting van een antwoord (…)’
Nico Cué
Secretaris-generaal
(1) Tekst Vincent Léonard